Vorige

Volgende

Toon index

Start pagina

Auteur: Arend Arends

Versie: 30 juli 2014

Huizen in Peize voor 1850

K Roderweg Oost 104-120

104 Jan Tonnis, Jan Luinge, Roelof Luinge

Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 woont Jan Tonnijs in 1742 in een huis van R. Luinge en cons., waar in 1646 Jan Jansen kuiper woonde als meijer van Buningh. In het register van 1745 worden als eigenaren genoemd Jan Ebbinge en de kinderen van Roelof Luinge en als bewoner Wessel Jansen. Roelof Luinge is blijkbaar Roelof Luinge uit het Peizerwold, getrouwd met Aaltien Peling, zie 153. Hij overlijdt omstreeks 1744. Zuster Jeichien Luinge is getrouwd met Jan Ebbinge, zie 81. 

Jan Tonnis wordt in het Haardstedenregister van 1742 vermeld als timmerman. In 1754 wordt hij vermeld bij huis 44, eveneens als timmerman. Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1745 is hij dan al eigenaar/bewoner van dat huis.

Jan Tonnis is een zoon van Tonnis Pieters, die ook timmerman is en in de periode 1691-1695 ook in deze buurt woont (Roderweg), mogelijk huis 100. Tonnis Pieters heeft een dochter Wemeltien Tonnis, getrouwd met Willem Engberts, zie 100 en nog een zoon Pieter Tonnis, zie 47.

Jan Tonnis trouwt in 1709 met Marchien. Nakomelingen noemen zich later Venekamp.

Kinderen:
Reinder Jans is schoolmeester in Roderwolde. Hij trouwt in 1739 in Peize met Jantien Jans, dochter van Jan Engberts en Lammechien Barelds, zie 27. Hun dochter Marchien Reinders trouwt in 1785 met Albert Luinge, zie 98. Hij hertrouwt in 1745 in Roderwolde met Jantien Tonnis uit Foxwolde.
Hindrikje Jans trouwt omstreeks 1745 met Geert Kruims uit Roden, dan weduwnaar van Jantien Hendriks. Er wordt dan aan de Etstoel toestemming gevraagd voor het afsluiten van een éénkindscontract, d.w.z. dat het minderjarige kind van Geert Kruims dezelfde rechten zal hebben als de kinderen die zullen worden geboren uit dit huwelijk. Geert Kruims hertrouwt in 1766 in Roden met Grietje Geerts uit Eestrum, Friesland.
Tonnis Jans trouwt in 1746 met Roelfien. Hij overlijdt al in 1748 en laat vermoedelijk een zoon na, Jan Tonnis of Thunnis (Venekamp), die in 1788 in Peize trouwt met Engelina Jans Lefferts en in 1797 overlijdt. Zijn kort hierna geboren zoon krijgt ook de naam Jan Thunnis. Bij het hertrouwen van Engelina in 1803 worden mombers aangesteld, maar geen inventaris opgemaakt omdat de kinderen door de diaconie van Norg worden onderhouden. Van vaderszijde zijn de mombers Albert Luinge en Jan Kruims.
Jantien Jans trouwt in 1756 met Berend Fridsigers (de Rink), maar overlijdt al voordat in 1757 het huis nr. 44 wordt overgedragen na de voorafgaande verkoop. Berend Fridsigers wordt hierbij genoemd.
De zoons Jacob en Arent Jans worden bij de overdracht van huis 44 eveneens genoemd, maar zijn daarna niet aangetroffen.

Wessel Jansen woont in 1742 in huis 56 en vanaf 1754 in huis 133, zie aldaar.

Het Haardstedenregister van 1754 vermeldt Jan Ottens. Hij is vermoedelijk een zoon van Otto Scheerhoorn en Hinderkien Berends, zie 107 en trouwt in 1754 met Hindrikje Jans. Zij overlijden resp. in 1758 en 1765 zonder kinderen na te laten, zie bij 107.

Jan Luinge, zoon van Roelof Luinge en Aaltien Peling, zie hierboven,  trouwt in 1754 met Annegien Wolters, dochter van Roelof Wolters en Marchien Willems, zie 139 en wordt van 1764 tot 1794 vermeld in het Haardstedenregister. Annegien Wolters overlijdt in 1796, waarna Jan Luinge gaat inwonen bij zijn zoon Willem Luinge op nr. 139, waar hij in 1800 overlijdt.

Kinderen:
Aaltien Luinge blijft ongehuwd en overlijdt in 1823. Na het overlijden van haar moeder vraagt zij om bijstand van curatoren om de erfenis voor haar te regelen. Het curatorschap wordt in 1802 opgeheven.
Roelf Luinge zie hieronder.
Willem Luinge trouwt in 1793 met Fennechien Hendriks Huberts, dochter van Hindrik Huiberts en Annegien Willems, zie 67. Hij hertrouwt in 1802 met Grietje Jans Wilkens, dochter van Jan Pieters en Oegien Luinge, zie 154. Willem Luinge woont van 1794 tot 1807 in huis 139, het huis van zijn grootouders, in 1813 in huis 154, het huis van zijn schoonfamilie en vanaf 1825 in een nieuwe huis, nr. 110.
Roelf Peling Luinge overlijdt in 1787.

In de Gewapende Burgermacht 1798 worden Arnoldus Alberts met zijn zoons Albert en Douwe vermeld als bewoners. Als bijzonderheid wordt vermeld dat zij hun ouderdom niet willen opgeven omdat dat al eerder was gevraagd ("zoek maar in voorgaande lijst").

Arnoldus Alberts Birze is geboren in Leek en trouwt in 1755 in Midwolde met Tetje Frederiks. zij overlijden resp. in 1800 en 1803. Hun kinderen worden geboren in de boerderij Romen onder Roden (in de buurt van Nietap), maar gedoopt in Midwolde.
De zoons Albert en Douwe wonen in 1807 in huis 147, waar Douwe Birze ook in 1813 woont. Albert Birze woont dan in huis 57, zie aldaar.

Roelf Luinge, zie hiervoor, woont in 1804 en 1807 in het huis als boer. Daarvoor was hij koopman in huis 82, dat eigendom was van zijn schoonvader. In 1807 zijn er 7 inwonende kinderen en is hij met zijn broer en zus eigenaar van o.a. dit huis. 

Roelf Luinge trouwt in 1786 met zijn nicht Marchien Popkes Mulder, dochter van Popke Martinus en Hillegien Wolters, zie 92. In 1801 hertrouwt hij met Annechien Abels Ebels uit Bunne, eerder getrouwd met Albert Alders Buiringe, zie 1. Roelf Luinge overlijdt in 1809, zijn weduwe achterlatend met de zorg voor kinderen uit drie huwelijken, zoals uitvoerig wordt gememoreerd bij de memorie van successie en bij de naamsaanneming in 1813. Zij woont ook in 1813 en 1825 in dit huis. In 1810 trouwt zoon Jan Luinge uit het eerste huwelijk met zijn stiefzuster Hinderkien Alberts Buiringe, oudste dochter van Annechien Abels Ebels uit haar eerste huwelijk.

105 Roelof Roelofs, Jan Roelfs, Michiel Wekema, Geert Harms Tuinman, Gerard Willems Arkies, Tijs Jans Brink, Jannes Jans Talens

Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 woont weduwe Roelof Roelofs in een sinds 1646 nieuw huis, zij is ook eigenares, in 1745 woont hier Jan Roelefs. In het Haardstedenregister van 1742 wordt weduwe Roelof Roelofs vermeld, in 1754 kan Evert Jacobs hier hebben gewoond. Mogelijk woont Jan Roelfs, die in 1764 en 1774 wordt vermeld ook in dit huis. In 1754 wordt een Jan Roelefs vermeld bij huis 147, dus hij kan toen daar hebben gewoond.

In Groninger Archieven, toegang 538 Familie Lohman en Kijff komt onder inv. nr. 209 een akte voor waarbij een aantal personen in 1741 bij stoklegging 3/4 koeweide, gelegen op de Brunne bij de Nie Weren verkoopt aan de heer Harringa en kinderen. De genoemde personen zijn: Willem Berens, gemachtigde van zijn schoonzoon Jacob Barels en Jantijn Willems e.l. en van zijn dochter Lammechijn Willems; Arend Geers Kuipers namens Margijn Willems, Jan Roelefs, mede voor zijn moeder Meme, weduwe Roelefs; en zijn zwager Jan Geers en Hillegijn Roelefs e.l., en Jan Gerrijds namens zijn vrouw Jantijn Roelefs. 

Hieruit kunnen we afleiden dat de vermelde Jantijn Willems, Lammechijn Willems en Margijn Willems kinderen zijn van Willem Berends, zie bij 119. Jan Roelefs, Hillegijn Roelefs en Jantijn Roelefs zijn kinderen van Roelof Roelofs en Meme (Meerntien) Jansen.

Roelof Roelofs trouwt in 1697 met Meerntien Jansen. Meerntien Jansen overlijdt in 1749.

Kinderen:
Jantien Roelfs trouwt in 1727 met Jan Jans Gerrits, zie 48.
Jan Roelfs trouwt in 1744 met Fennegien Berends. Zij overlijden resp. in 1782 en 1795 zonder kinderen na te laten.
Hillechien Roelefs is getrouwd met Jan Geerts, ook Stoffers genoemd. In 1733 wordt in Roden zoon Geert Jans geboren, die in 1763 in Roden trouwt met Martien Krijthe.

In 1784 verkopen Fennegijn Berents, weduwe van Jan Roelfs en de erfgenamen van Jan Roelfs een behuizing met hoppe- en pootland aan Capt. F. Ebbinge voor 342 gld. Daarnaast worden verschillende landerijen los verkocht. Het huis grenst ten oosten aan vrouw weduwe Mensink, ten zuiden aan de Heereweg en ten westen en noorden aan Jan Luinge. De erfgenamen zijn dezelfden als eerder vermeld als erfgenamen van Jan Jans Gerrits en Jantien Roelfs, die blijkbaar een zuster is van Jan Roelfs, zie 48. Fennegien Berends is mogelijk een zuster van Jurrien Berends, zie 135. Na haar overlijden betaalt Lammechien Jurriens voor het laken.

In het Haardstedenregister van 1784 wordt Michiel Wekema vermeld, zie 115. In 1794 is Harm Geerts de bewoner. Hij is stoeldraaier. In 1797 is hij 34 jaar, stoelmaker, gehuwd met 3 kinderen. Vanaf 1804 woont hij op 43, in 1813 als Harm Geerts Theunman (Tuinman), zie aldaar.

In 1801 verkopen de erfgenamen van majoor F. Ebbinge het huis, dat wordt bewoond door Lucas Brink aan H. Mensing. Het huis grenst ten oosten aan H. Mensing, ten zuiden aan de Hereweg (Roderweg), ten westen en ten noorden aan de erven van Jan Luinge.

In 1804 woont Gerard Willems in het huis, vermoedelijk Gerard Willems Arkies, die in 1797 en 1807 woont in huis 130, evenals dit huis in 1807 eigendom van weduwe H. Mensing. In 1813 woont hij in huis 60, zie aldaar.

In 1807 woont Teis Jans in het huis, mogelijk Tijs Jans Brink,  in 1780 geboren als zoon van Jan Tijs Brink en Geesien Willems, zie 11 en getrouwd met Lammechien Jurriens, dochter van Jurrien Berends en Aaltien Jans, zie 135. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

In 1813 woont Jannes Jans Talens in het huis. Hij is schipper en een zoon van Jan Arends Talens en Hillechien Alberts, zie 113 en trouwt omstreeks 1798 met Everdina Wullinge, geboren in Vorden, Gelderland.

In 1832 is het huis eigendom van Hindrik Pieters Wilkens in Winde.

106 Bareld Schuiringe, Jonge Bareld Schuiringe, Wolter Luinge, Hindrik Mensing, Harmannus Mensing

Hindrik Mensing woont in 1742 in een huis, dat in 1646 wordt omschreven als een nieuw huisje met als eigenaar Albert Schuiringe, zie 44, groot 4 vak lang, 18 voet breed. Blijkbaar zijn er in de tussentijd verbouwingen geweest, want het bestaat in 1742 uit een keuken, kamer, schuur en brouwhuis.

In de grondschatting van 1646 en 1654 wordt het huis van Albert Schuiringe omschreven als een nieuw gebouwd huisje zonder dat een bewoner wordt vermeld. Op grond van de plaats in de lijst is niet goed uit te maken waar het huis heeft gestaan.

Mogelijk heeft hier in 1672 Bareld Schuiringe gewoond, zoon van Albert Schuiringe, zie 44. Hij wordt dan in het Haardstedenregisater onmiddellijk vermeld na Bareld Schuiringe Neibuir, zie 89 en voor Barelt Ebbinge, die mogelijk woont in huis 108. In de periode 1691-1695 wordt jonge Bareld Schuiringe vermeld met 3 of 4 paarden, die mogelijk zijn zoon is. Op grond van de plaats in het Haardstedenregister is niet zonder meer uit te maken waar deze gewoond heeft, maar uit de gegevens bij de verkoop van het huis aan dochter Hinderkien Schuiringe in 1724 is aannemelijk dat het op deze plaats heeft gestaan, zie hieronder.

Bareld Schuiringe is vermoedelijk getrouwd met een dochter van Bareld Luinge, zie 125. Zoon Bareld Schuiringe is oomzegger van olde Jan Luinge, zoon van Bareld Schuiringe. Behalve deze zoon zijn er nog dochters Aaltien Schuiringe, getrouwd met Roelof Hemmeriks, zie 82 en Roelofje Schuiringe, getrouwd met Conraad Gerrits, zie 78. Aaltien Schuiringe overlijdt zonder kinderen na te laten.

Zoon Bareld Schuiringe is getrouwd met Roelofje Hindriks. Beiden overlijden vermoedelijk op betrekkelijk jonge leeftijd in 1716, evenals hun zoon Bareld in 1718. In 1724 verkopen de dochters Marchien Schuiringe, in 1710 getrouwd met Doe Bavinge, Grietje Schuiringe, dan nog minderjarig en in 1726 getrouwd met de schoolmeester Wolter Luinge hun ouderlijk huis aan hun zuster Hendrikje Schuiringe, in 1720 getrouwd met een andere Wolter Luinge, zoon van de verwalter-schulte Roelof Luinge, zie 66. Voor Grietje Schuiringe treden dan op Gerrit Conraets als hooftmomber en Barelt Conraets en Jan Lunsche als medemombaren. Het huis wordt omschreven als huis met hofte, 2 moesakkers en 7 staakhopen hoppeland en een vierendeel waardeel in Schuiringeslag, gezwet (grenzend) ten oosten aan R. de Vriese en aankoper en consorten, ten westen aan wed. Jan Luinge en ten noorden aan Jan Lunsche voor 912 gld. Aangezien geen zuiderbuur wordt vermeld, is het aannemelijk dat daar de weg is gelegen. wed. Jan Luinge is vermoedelijk de eigenares van huis 104. Huis 105 zou dan nog niet bestaan of ook haar eigendom zijn geweest. R. de Vriese komt voor als Roelof Jansen de Vriese of bakker en woonde mogelijk op nr. 117 aan de oostzijde van de Groningerweg.  

Wolter Luinge en Hendrikje Schuiringe overlijden zonder kinderen na te laten in respectievelijk 1734 en 1742 of kort daarvoor. In het Haardstedenregister en het Register van Nieuwe Huizen komen zij niet voor. Het is aannemelijk dat Hendrik Mensing, die tussen 1740 en 1742 in Peize is komen wonen, het huis heeft gekocht van de erfgenamen, maar nadere gegevens daarover ontbreken. Wel is in 1751 Hindrik Mensing mede-eigenaar van enkele mandelige ouderlijke goederen van Frerik Baving, zoon van Doe Bavinge en Marchien Schuiringe, zie bij 142.

Hindrik Mensing wordt vanaf 1742 in het Haardstedenregister vermeld als brouwer en herbergier, soms ook met nering en wordt aangeslagen voor 2 paarden. In 1784 wordt de weduwe van H. Mensink vermeld.

Hindrik Mensing is geboren in 1703 in Zweeloo en in 1739 in Gieten getrouwd met Elynna van Hagen, geboren 1717 in Groningen.

In 1740 wordt in Bonnen bij Gieten dochter Jantien Mensing geboren. Zij trouwt in 1774 met Willem Wolters, zoon van Roelof Wolters en Marchien Willems, zie 139, maar zij overlijdt al in 1776. 

Zoon Harmannus Mensing is vermoedelijk omstreeks 1741 geboren in Peize. Hij trouwt in 1775 met Hillechien Ebbinge, dochter van Barteld Ebbinge en Alina Ebbinge, zie 69. 

Het Haardstedenregister vermeldt in 1794 H. Mensink, brouwer en nering, aangeslagen voor 3 paarden. In 1798 is hij 56 jaar, castelein, gehuwd met 4 kinderen waaronder de boerezoons Bartelt en Hindrik. Vanaf 1804 wordt zijn weduwe vermeld met nering en als bierbrouwersche.

Kinderen:
- Elina Mensing, geboren 1776, overleden 1789.
- Barteld Mensing trouwt in 1804 met Geessien Luinge, dochter van Aldert Luinge en Jantien Ebbinge, zie 66. Hij hertrouwt in 1816 met Allerdina Ebbinge, dochter van Steven Ebbinge en Ameltien Lunsche, zie 101. Hij woont in 1813 in huis 69 en is in 1832 eigenaar van huis 5 (de Voorste Horst).
- Hindrik Mensing trouwt in 1815 met Roelfien Harms Freriks, zie 136.
- Alina Mensing, geboren 1785, overleden 1826.
- Jan Mensing, geboren 1788, vermoedelijk jong overleden.
- Elina Mensing trouwt in 1815 met Gerrit Roelofs Kok.

107 Hindrik Jansen Scheerhoorn, Jan Scheerhoorn, Hindrik Wittenbroek, Jan Ensing, Jannes Ensing

De Grondschattingslijst van 1654 vermeldt Hindrick Jansen Scheerhoorn, "een huijs gecoft uijt het woldt van Doe Bavinge, daer Lamme Tijssens gewoondt heeft". Vermoedelijk moeten we dit zo begrijpen dat Hindrik Jans Scheerhoorn dat huis heeft afgebroken en hier weer opgebouwd. Het lijkt een veel kleiner en eenvoudiger huis te zijn dan het huis waarbij hij in 1646 wordt vermeld aan het eind van de lijst, mogelijk in Peizerwold. Het Register van Nieuwe Huizen 1742 vermeldt Hinderik Schoeroren (als bewoner/eigenaar in 1646, in dit geval 1654), nu Wittenbroek. Volgens de beschrijving van 1745 betreft het een gortemaalderij.

Mogelijk is Hindrik Jansen Scheerhoorn identiek met Hindrik Jansen, die in het Haardstedenregister van 1672 wordt vermeld na Barelt Ebbinge. In 1691-1693 wordt Jan Scherhooren vermeld als keuter, doet gortemaken.

Het Haardstedenregister van 1742 vermeldt Hindrik Wittenbroek, gortemaker, aangeslagen voor 3 paarden.

Jan (Hindriks) Scheerhoren is blijkbaar een zoon van Hindrik Jansen Scheerhoren. In 1705 wordt zijn echtgenote begraven onder de naam Jantien Scheerhoren. Vermoedelijk was haar patroniem Ottens, omdat een zoon Otte bekend is. Jan Hindriks Scheerhoren hertrouwt in 1709, de naam van zijn tweede echtgenote is niet bekend. Bij zijn overlijden in 1719 betaalt Hindrik Wittenbroek voor het laken. 

Otto Scheerhoren trouwt in 1698 met Hinderkien Berends. Hij overlijdt in 1710, waarna Hinderkien Berends in 1715 hertrouwt met Hindrik Hindriks Wittenbroek. Hierbij wordt een éénkindscontract opgemaakt. 

Hinderkien Berends overlijdt in 1744. Uit haar eerste huwelijk zijn twee kinderen bekend, Berend en Jan Ottens.

Berend Ottens trouwt in 1752 met Annegien Jannes, dochter van Jannes Tjebbels en Geesien Jansen, zie 14. Zij overlijden resp. in 1755 en 1753, waarna Jan Ensing, getrouwd met zuster Geertien Jannes hoofdmomber wordt over hun zoon Otto Berends. Deze trouwt in 1781 in Norg met Grietje Hindriks en in 1807 eveneeens in Norg met Albertje Jans Schuiling. Hij neemt in 1812 de familienaam Scheerhoorn aan.

Jan Ottens trouwt in 1754 met Hindrikje Jans en woont dan in huis 105. Jan Ottens overlijdt in 1758. Jan Ensing geeft namens zijn pupil (Otto Berends Scheerhoorn) de erfenis aan, begroot op 665 gld. In 1664 woont Hindrikje, wed. Jan Ottens in huis 15. Zij overlijdt in 1765, waarbij Roelof Engberts namens hem, Jan Willems, Jan Pieters en verdere cons. uit Groningen de erfenis aangeeft van Hindrikje Jans, laatst weduwe van Jan Ottens en begroot op 125 gld. Dit suggereert dat zij eerder getrouwd was, vermoedelijk in 1739 met Lucas Jansen, zie 154, die in 1753 aan zijn weduwe de lijftucht naliet van 250 gld.

In 1754 wordt in Peize het huis van vermoedelijk Otto Scheerhoren verkocht aan Jan Ensink en Geertijn Jannes. De verkopers zijn Hopman Sinninge de Oude en Hopman Sinninge de Jonge, beide uit Groningen, de laatste mede als hoofdmomber over de kinderen van Jacob Gatendorp? (moeilijk leesbaar vanwege een inktvlek, dit moet zijn Jacob Garkendorp) bij Anna Stellingwerf in egte verwekt ingevolge appointement 29-3-1754, Roelef Sinninge van Roden in qualité voor zijn dogter (Cornelia, d.v. Roelf Sinninge en Grietien Roelfs of Sinninge) en mede Jan Ottens voor hem selfs en als momber over het kind van Berent Ottens bij publieke uitmijning 10-4-1754 voor 800 gld. Het huis met boekweitenmaalderie grenst ten noorden en oosten aan de weg (Roderweg en Oude Velddijk), ten zuiden aan Cobe Jans en Johanna Bolhuis, ten westen aan de Schipsloot (Schultengerechten Peize inv. 248).
Aangifte 40ste penning: 18-5-1755 door Jan Ensinge van Peijse van 480 gld. waar voor in 1754 bij uitmijninge van de Backer Sinninge tot Roden en consorten eenige Erfpagt grond heeft angekoft, na deductie van het huis en Gortemolen op die Grond staande en in het Huis geweest getaxeert op 320 gld. bet. de 40ste met 12 gld. Daaruit kan mogelijk worden afgeleid dat de familie Sinninge alleen eigenaar was van de grond en er daarom geen reden is om een verwantschap aan te nemen tussen de beide families.

Het Haardstedenregister van 1754 vermeldt in 1754 nog het lege huis van Jan Ensing. Vanaf 1764 wordt Jan Ensing of Ensink vermeld als (jenever)stoker, aangeslagen voor 3 paarden. In 1798 is hij 71 jaar, met inwonend zoon Jannes Ensing, 41 jaar, gehuwd met 3 kinderen, en (kleinzoon) Jannes Ensing, 19 jaar, koopmanszoon (zoon van Berend Ensing).

Jan Ensing is geboren in 1728 in Annen (Anloo) als zoon van Berend Ensing en Jacobjen Egberts. Hij trouwt in 1752 met Geertien Jannes, dochter van Jannes Tjebbels en Geesien Jansen, zie 14. Het huwelijk wordt ook in Groningen afgekondigd met als namen Jan Ensing van Gieten en Geertje Jans van Lijverden (Lieveren, waar Geertien is geboren). Jan Ensink woont in 1754 als stoker in huis 80.

Kinderen:
- Berend Ensing trouwt in 1778 met Jantje Jans Gorter, geboren in Ter Idzard en bij huwelijk afkomstig van Oldeholtpade. Hij woont in 1784 in huis 82 met nering, vanaf 1794 als koopman in huis 75 en in 1813 in huis 87.
- Jannes Ensing, zie hieronder.
- Egbert Ensing trouwt in 1786 in Roden met zijn nicht Zwaantje Jans, dochter van Jan Jannes Stroetinga en Jantien Martens, zie 60 en 17.
- Jan Ensing (Peize 1762-Roden 1831). Op 16-2-1799 verschijnt (zoon) Jan Ensing voor de schulte en keurnoten van Peize met zijn drie broers Berend, Jannes en Egbert (Schultengerechten Peize, inv. 251 Voogdijzaken dl II, f. 133 en 135). De inmiddels overleden vader Jan Ensink heeft op 25-3-1798 samen met zijn zoon Jan een dispositie opgesteld met de wens dat hij onder de hoede komt van zijn broers en jaarlijks 100 gulden uitgekeerd krijgt, waarvoor de broers borg moeten staan.

Jannes Ensing wordt vanaf 1804 vermeld als jeneverstoker. In 1807 is Jannes Ensing eigenaar voor 1/6 deel, Berend Ensing en Egbert Ensing te Roden ieder voor 1/3 deel. In 1832 wordt alleen Jannes Ensing vermeld als eigenaar.

Jannes Ensing trouwt in 1788 met Lipkien Kleises, evenals haar schoonzus Jantje Jans Gorter geboren in Ter Idzard.

108 Bareld Ebbinge, Cobe Jansen, Bareld Koops, Johannes Klazens Sinkgraven

Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 was in 1646 Hendrik Willems meier van Bareld Ebbinge en is het huis in 1742 eigendom van Jan Coobs en Coob Jansen. Hierbij is geschreven: "NB tot dese behuising soude een huis van Roden sijn gehaald en aldaar nog de schattingen betaald worden", d.w.z. (een deel van) het huis zou zijn gebouwd van onderdelen van een huis in Roden, waarvoor nog grondbelasting in Roden wordt betaald.

In het Haardstedenregister van 1672 en 1691-1694 wordt Barelt Ebbinge vermeld met 3 paarden na de huizen aan de Hoofdstraat en voor Jan Scheerhoorn, zie 107. Hij zou het huis verkregen kunnen hebben via vermoedelijk zijn vader Barelt Ebbinge, zie 24.

Een Barelt Ebbinge komt omstreeks 1670-1700 verschillende keren voor. Het is niet zeker dat het steeds om dezelfde persoon gaat. Hij is waarschijnlijk een broer van Wicher Ebbinge, zie 24. In 1666 treedt Barelt Ebbinge op als broer bij de inschrijving van het huwelijk in Groningen van Marchien Ebbinge met Barelt Schuiringe. Later is hij momber over hun kinderen, waarover in 1687 een rechtszaak wordt gevoerd. Barelt Schuiringe en Frerik Ebbinge worden dan toegevoegd aan de bestaande mombers Barelt Ebbinge en Jan Schuiringe.

Mogelijk dezelfde Barelt Ebbinge treedt in 1670 als zwager van de bruid op bij het afsluiten van het huwelijkscontract van Bernier Reiners Cluvinge en Jantien Spols. Hij is vermoedelijk getrouwd met een dochter van Otto Spolts en Barber Willems, zie 124. In 1703 treedt Wicher Ebbinge op als neef bij het afsluiten van het huwelijkscontract van Otto Cluiving (zoon van Bernier) en Jeigien Homan. Deze Wicher Ebbinge is dus vermoedelijk een zoon en is mogelijk dezelfde als Wicher Ebbinge die wordt begraven in 1725. In 1727 wordt zijn erfenis aangegeven door Ette Barelt Homan te Eext, waarbij het aantal van 14 erfgenamen wordt vermeld, waaronder 2 in het Gorecht. Dit is Barelt Julsing Homan, getrouwd met Hilletje Cluiving, dochter van Bernier Reinders Cluiving en Jantje Spolts. In 1728 wordt Frerik Ebbinge aangeklaagd wegens zijn erfenis. Deze Frerik Ebbinge is vermoedelijk Ette Frerik Ebbinge, zoon van Wicher Ebbinge en Roelfien Willems, zie 24. De erfgenamen zijn dus neven en nichten of hun kinderen.

Het is ook mogelijk dat Wicher Ebbinge op een andere plaats heeft gewoond. In 1728 dragen Frerik Ebbinge c.s. een huis over aan Abelina van den Clooster, weduwe van Justus de Coninck, staande op grond van Reinder Cluivinge (DA, Archief Mensinge, inv. 1710).

Zoals blijkt uit de kadasterkaart van 1832 staat hier een dubbele woning, die in 1742 wordt bewoond door respectievelijk Cobe Jansen en Jan Coobs, die beiden snijder zijn en resp. zoon en vader. Voor Jan Coobs zie 109.

Cobe Jansen wordt in het Haardstedenregister vermeld als snijder in 1742, daarna als kleermaker. In 1798 is hij 86 jaar en oud-kleermaker met inwonend zoon Barelt Coobs, 51 jaar, voerman, gehuwd met 5 kinderen. In 1804 wordt Barelt Coobs vermeld als voerman, in 1807 als boer met 2 inwonende kinderen, tevens eigenaar van het huis. In 1813 woont behalve Barelt Koops ook Johannes Klazens Sinkgraven in het huis, die in 1832 als eigenaar wordt vermeld.

Cobe Jansen trouwt in 1734 met Zwaantien Jans. Zij is een dochter van Jan van Winde uit Paterswolde. In 1742 geven Willem Jansen Winde en Coop Jans te Peize de erfenis aan van wijlen Peter Jans Winde te Eelde.

Kinderen:
- Bareld Koops, zie hieronder.
- Marchien Koops Snijder trouwt in 1770 met Geert Jans Kregel, zoon van Jan Lugies Kregel en Marchien Fridsigers, zie 40.
- Jan Koops trouwt in 1762 met Hinderkien Hindriks, dochter van Hindrik Arents Schuurman en Jantien Jans. Bij overlijden wordt Hinderkien aangeduid met de naam Schuring. Zie bij 61.
- Jantien Koops trouwt in 1772 met Geert Jacobs Dekker, zoon van Jacob Willems en Margien Stevens, zie 17 en 140.
- Grietien Koops trouwt in 1759 met Roelof Jans Doens, zoon van Jan Doedens en Aaltien Roelofs, zie 55a en 32.
- Annechien Koops trouwt in 1776 met Steven Jacobs Wever, ook een zoon van Jacob Willems en Margien Stevens, zie 17 en 30.

In 1802 verkopen Jan Coobs, Coobe Geerts Cregel namens zijn moeder, Steven Jacobs namens zijn echtgenote Annigje Coobs en consorten als erfgenamen van Coobe Jans het huis aan Bareld Coobs, die hier ook woont. Het huis grenst ten oosten aan de weg, ten zuiden aan de verkopers en consorten, ten westen aan Jacob Lunsche en ten noorden aan Egbert Ensink.

Bareld Koops trouwt in 1777 met Roelofje Jacobs, dochter van Jacob Willems en Margien Stevens, zie 17.

Kinderen:
- Koop Barelds Koops trouwt in 1805 met Annegien Abels Oetzes (Belga), geboren in Roderwolde, zie 151.
- Jacob Barelds Koops trouwt in 1805 met Tjiske Jans uit Oosterwolde en in 1825 met Sitske Joukes Klaver geboren in Ezinge, zie bij 88.
- Jan Barelds Koops trouwt in 1814 in Roden met Willemtien Willems Havinga, geboren in Peest. Zij gaan wonen in huis 59.
- Margien Barelds Koops trouwt in 1811 met Johannes Klazens Sinkgraven, geboren in Nijeholtpade. Zij blijven in dit huis wonen.
- Zwaantien Barelds Koops trouwt in 1818 in Roden met Hindrik Hindriks Holtman en gaat wonen in Roden.

109 Jan Coobs, weduwe Jan Coobs, Evert Jacobs, Jan Harms Hagenauw

Het huis wordt in 1742 bewoond door Jan Coobs, snijder, in 1754 is weduwe Jan Coobs de bewoonster. 

Jan Coobs of Koops trouwt in 1712 met Marchien Barelds. Marchien Barelds is vermoedelijk een zuster van Roelef Barelds, zie 50. 

Kinderen: 
- Cobe Jans zie bij 108.
- Bareld Jans is mogelijk mogelijk de Bareld Jans die in 1734 trouwt met Annegien Joestens. In het Haardstedenregister komt hij niet voor. In 1750 is hij 250 gld. schuldig aan de koopman Hindrik Drews en Annigje Arents te Groningen wegens geleverde winkelwaren. Zijn broer en moeder, inmiddels weduwe, stellen zich borg. In 1752 is Bareld overleden en koopt Cobe Jans van de crediteuren 1/6 deel van het huis dat eigendom was van zijn broer.
- Zwaantje Jans trouwt in 1753 met Evert Jacobs, zoon van Jacob Everts en Jantien Hindriks, zie 15 en 83. Zij wonen later in dit huis.

In 1763 verkoopt Cobe Jansen namens zijn moeder Margijn Barelts een huis, hof en hoppeland aan Evert Jacobs, grenzend ten oosten aan de weg, ten zuiden aan de Heer van Peize, ten westen aan A. Lunsche en ten noorden aan Cobe Jansen.

Evert Jacobs wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1764 en 1774. Daarvoor in 1754 woont hij in huis 105, in 1784 in huis 54. Evert Jacobs overlijdt in 1793. Zwaantje Jans woont in 1794 als weduwe Evert Jacobs in het diaconiehuis nr. 70, waar zij in 1796 overlijdt.

Kinderen:
- Jantien Everts trouwt in 1786 met Harm Lamberts, eerder getrouwd met Catharina Emmen en Jantje Jannes, zie 98. Jantien overlijdt in 1815.
- Jacob Everts trouwt in 1795 met Jantien Hermannus Pothof, zie 145. Zijn weduwe hertrouwt in 1811 met Jan Klazens.
- Aaltien Everts trouwt in 1786 met Roelof Berends Huizing, zie 33.
- Marchien Everts trouwt in 1793 met Jan Barelds Aalders, geboren in Annen, zie bij 127. Hij wordt ook vaak aangeduid met de naam Bareld.
- Janna Everts trouwt in 1800 met Berend Willems Arkies, zie 100
.
- Hindrikje Everts trouwt in 1798 met zijn broer Willem Willems Arkies, zie 100.
- Jan Everts, die de naam Westerhoff aanneemt, trouwt in 1811 in Leegkerk met Geesje Tonnis, geboren in Roderwolde en eerder getrouwd met Gerrit Klaassen Meinema.

In 1780 verkoopt Evert Jacobs zijn huis aan Godevree Floor voor 280 gld. Hij lost dan tevens een lening af van 175 gld. bij de armenkas van de diaconie en betaalt nog 5 en half jaar achterstallige rente. Evert Jacobs woont in 1784 in huis 54. 

In 1783 verkopen de erven van Godevree Floor het huis voor 153 gld. aan Coobe Jans en Jan Ensink. Het huis grenst ten oosten aan de weg, ten zuiden aan het Huis te Peize en ten westen en noorden aan Cobe Jans en is bezwaard met de doorvaart naar het hoppeland van A. Lunsche en Cobe Jans, dat erachter is gelegen ten westen van het huis.

In 1784 is er sprake van een lege kamer. In 1794 wordt Jan Frisgers vermeld zonder aanslag.

In 1802 verkopen Jan Coobs, Coobe Geerts Cregel namens zijn moeder, Steven Jacobs namens zijn echtgenote Annigje Coobs, Barelt Coobs en consorten als erfgenamen van Coobe Jans de helft van een behuizing, bewoond door Jan Harms aan B. Ensing, Egbert Ensing en Jannes Ensing. Het huis grenst ten oosten aan de erven Jan Ensing, ten zuiden aan ... Ebbinge, ten westen aan de weduwe Roelof Doens (zuster Grietien Koops) en ten noorden aan de verkopers.

Vanaf  1797 is Jan Harms de bewoner. In 1797 is hij 45 jaar, wever, gehuwd met 2 kinderen, in 1807 met 4 inwonende kinderen, in 1813 Jantje, weduwe van Jan Harms Hagenouw. Eigenaar in 1807 zijn Jannes Ensing voor 1/6, Berend Ensing voor 1/3 en Egbert Ensing te Roden eveneens voor 1/3. In 1832 is Jannes Ensink eigenaar van het huis en van landerijen ten zuiden van het huis.

Jan Harms is een zoon van Harm Jans en Jantien Hindriks, zie 80. Hij trouwt in 1794 met Jantien Jans Koops, dochter van Jan Koops en Hindrikje Hindriks Schuring, zie 61,  kleindochter van Koop Jans op 108. De familienaam Hagenouw, later Hagenauw, is waarschijnlijk door broer Hindrik overgenomen van de stiefvader van zijn echtgenote, de schipper Jan Hagenouw, waarschijnlijk afkomstig uit Slochteren. Ook de weduwe van Jan Harms heeft deze naam in 1813 aangenomen voor haar kinderen.

Zoon Harm Jans Hagenauw trouwt in 1819 met Jantien Willems Arkies. Dochter Hinderkien Jans Hagenauw trouwt in 1823 met Reinder Jans Koops. Zoon Hindrik Jans Hagenauw trouwt in 1821 met Trientje Koops Dekker. Zoon Berend Jans Hagenauw trouwt in 1835 met Wubbegien Gerards Kosters.

110 Hindrik Jacobs Smit, Hindrik Lammerts, Willem Luinge

In 1832 zijn er twee huizen die in aanmerking komen als huis met nummer 110, een groter huis eigendom van weduwe Willem Luinge en ten zuiden daarvan een klein huisje zonder landerijen, eigendom van Hindrik Lammerts Lammers, die in 1825 ook bewoner is van huis 110 en in hetzelfde jaar overleden, terwijl in 1850 Willem Luinge op nummer 110 woont.

Het woord "weduwe" bij de naam Willem Luinge is vermoedelijk een vergissing. Willem Luinge wordt namelijk wel genoemd als eigenaar van een stuk bouwland achter het huis, terwijl ook zijn dochter Annechien Luinge daar twee stukken land bezit. Weduwe Willem Luinge zou moeten zijn Jeichien Alberts Bakker, weduwe van Willem Luinge, zoon van broer Roelof Luinge.

We nemen aan dat het grote huis gebouwd is omstreeks 1830, zie hieronder. Het huis met nummer 110 in 1813 betreft dus het kleine huis.

In 1797 en 1804 wordt niemand vermeld tussen Jan Harms (Hagenauw) op 109 en Steven Frisgers, die vermoedelijk in huis 111 woont. Vermoedelijk is het kleine huis 110 na 1804 gebouwd.

In 1807 wordt Hindrik Jacobs Smit vermeld als bewoner en eigenaar, hij woont ook in 1813 op nummer 110. Hindrik Jacobs Smit is geboren in 1779 in Appingedam en trouwt in 1800 met Marieke Berends Anthonie, dochter van de carspelsoldaat Berend Anthonie, die in 1774 vermoedelijk in huis 111 woonde. Zij overlijdt in 1833 en nog in hetzelfde jaar hertrouwt Hindrik Jacobs Smit met Frerikje Freerks Strootman, weduwe van Roelf Tjebbels Suurd, zie 55. Het echtpaar woont in 1850 in huis 74.

Zoon Berend Hindriks Smit trouwt in 1822 met Boukje Jans Bos uit Grijpskerk. Zij wonen later in Kommerzijl, Grijpskerk.

Dochter Annegien Hindriks Smit trouwt eveneens in 1822 in Leek met Willem Jans Sannema, die schipper is en geboren in Surhuizum. Zij overlijdt al in 1826.

In 1818 woont Hindrik Jans van der Heide in het huis. Hij is dan met nabuur Albert Stevens Brink, wonend in huis 48, aangever van het overlijden van zijn echtgenote Geertien Klasens.

In 1825 woont Hindrik Lammerts Lammers in huis 110. Hij wordt in 1832 vermeld als eigenaar van het kleine huis, hoewel hij al in 1825 is overleden.

Hindrik Lammerts is geboren in 1765 in Eelde als zoon van Lammert Jans en Aaltien Jans. Zijn broer Jan woont eveneens in Peize. Hij trouwt omstreeks 1790 met Hinderkien Harms en hertrouwt in 1815 met Willemtien Barelds Dekker, eerder getrouwd met Jannes Doewes Ebbinge, zie 21.

Zoon Lammert Hindriks Lammerts uit het eerste huwelijk trouwt in 1815 met Roelfien Fransen Diertens uit Roden, eerder getrouwd met Hindrik Jans Ottens, zie 112.

Dochter Jantien Hindriks Lammerts, eveneens uit het eerste huwelijk, trouwt in 1830 in Norg met Willem de Jonge, geboren in Langelo als zoon van Jan Roelfs de Jonge en Zwaantien Alberts.

Op de kadasterkaart van 1832 zoals te zien op www.watwaswaar.nl staat het grote huis op het perceel oorspronkelijk genummerd E 773bis, dat vermoedelijk is afgesplitst van het daar achterliggende perceel E 773. In rood zijn de definitieve perceelnummers bijgeschreven zoals opgenomen in de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels. Vermoedelijk is dus het huis gebouwd na de totstandkoming van de eerste versie van de kadasterkaart, maar voor de definitieve versie in 1832. Het huis van Hindrik Lammerts Lammers zal voor 1850 zijn afgebroken, waarna het nummer 110 is overgegaan op het nieuwe huis.

Willem Luinge woont in 1850 in huis 110 met zoon Jan en dochter Annechien Luinge met haar gezin. Zij is dan weduwe van Hindrik Freerks Bakker en inmiddels hertrouwd met Jan Berends Gunster. Willem Luinge is geboren in 1763 als zoon van Jan Luinge en Annegien Wolters, zie 104. Hij trouwt in 1793 met Fennechien Hendriks Huberts en in 1803 met Grietje Jans Wilkens, zie 154. De laatste overlijdt in 1844 ook in dit huis, dat in de overlijdensakte wordt vermeld met nummer 48bis.

111 Koene Egberts, Lambert Harms, Barelt Hoebers, Wolter Wolters, Hans en Wijtke Blokberger, Berent Antoni, Trijntje Willems, Jan Kuiper, Steven Frischers, Albert Jans Engberts, Hindrik Huberts

Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is Koene Egbers, meier van de Heer van Peise en in 1745 Willem Tinge, meier van Mevr. Van Mensinga erven, zie Huis te Peize, nr. 84. Koene Egbers wordt ook in het Haardstedenregister 1742 vermeld. Willem Tinge woont dan nog in huis 69, zie aldaar.

Koene Egberts is een zoon van Egbert Coens en Mettien Uibels uit Roden. Hij trouwt in 1740 met Marchien Swiers, mogelijk een dochter van Swier Hindriks, zie 112. Vanaf 1743 worden kinderen gedoopt in Roden. Dochter Mettien Koenes is mogelijk in Peize geboren, zij trouwt in 1773 in Norg met Willem Berends. Zij overlijdt in 1816 in Norg, waarschijnlijk zonder kinderen na te laten.

In 1742 wordt na Coene Egberts een lege kamer vermeld. Zoals blijkt bij de verkoop in 1797 hoorde deze kamer ook bij het huis. In 1754 wonen er vermoedelijk Lambert Harms als schoenmaker en Barelt Hoebers als wever.

In 1764 woont Wolther Wolthers mogelijk in het huis als timmerman. Hij lijkt in 1754 te wonen in huis 114, zie aldaar. Hans Blokberger woont in 1764 vermoedelijk in de kamer, waar hij in 1774 expliciet wordt vermeld, zie ook bij nr. 67, waar hij eerder woonde.

In 1774 Berent Antoni, carspelsoldaat en Hans Blokberger in een kamer, zonder aanslag. In 1784 Hans Blokberger, aangeslagen als keuter en Trijntje Willems in een kamer, eveneens als keuter, dan in 1794 Wijtke Blokberger onder de diaconie, zonder aanslag. Hans (Johannes) en Wijtske Blokbergen zijn kinderen van Marten Blokbergen en Albertje Stevens, zie 75 en 138.

In 1797 draagt Harm Lamberts een keuterij over aan de Hr. J. L. Trip, die hij in 1795 heeft gekocht van de mr. P. Hofstede van Assen en mr. J.W. Kijmmell van Roden, maar die hij in 1796 heeft doorverkocht voor 880 gld. Het huis met een kamer is gelegen ten zuiden van de achterste laan (van het Huis te Peize), op dat moment bewoond door Jan Kuiper. Het huis grenst ten noorden aan de greppel of sloot tussen deze gronden en de laan die er langs loopt, ten oosten aan de sloot, ten zuiden tot aan de vijver en gracht en ten westen aan de Heereweg (Oude Velddijk). De laan (huidige Burchtlaan), blijft dus behoren bij het Huis te Peize, zie ook bij 112, dat ligt aan de noordkant van deze laan.

In 1803 verkoopt de Hooggeboren Heer Otto Ernst Gelder graaf van Limburg Stierum (oomzegger van Jan Louis Trip), die blijkbaar de Peizer bezittingen heeft overgenomen of gekregen, zie ook Huis te Peize, nr. 84, aan Johannes Tietema voor 1074 gld. de keuterij waar Steven Fridsgers woont, alsmede de kamer waar Fridsiger Jans woont. Het huis grenst ten oosten aan schulte J. Willinge met als scheiding de sloot of gruppe, ten zuiden de gracht, ten westen de weg en ten noorden de laan van eerdergenoemde schulte (aan wie tevoren het Huis te Peize werd overgedragen).

Vanaf 1797 woont Steven Frischers in dit huis. Hij woonde daarvoor in huis 112, zie aldaar. Na hem wordt in 1797 vermeld Jan Kuiper, weversknecht, 36 jaar, gehuwd zonder kinderen. Mogelijk is dit dezelfde als de hier vermelde Jan Fridsigers. Vader Frischer Jans wordt in 1754 vermeld als kuiper in de buurt van de Zuurseweg. Jan Fridsigers trouwt in 1790 met Trientien Jans. Kort na haar overlijden hertrouwt hij in 1806 met Annegien Hindriks Barkhuis, weduwe van Jan Gerrits Eleveld, zie 114.

In 1807 is het huis eigendom van Johannes Bernardus Tietema, zie 77.

In 1813 woont Albert Jans Engberts in het huis. Hij is een zoon van Jan Enberts en Anna Alberts, zie 27 en trouwt in 1811 met Aaltien Tietema, dochter van Johannes Tietema en Hendrikje Stoffers. Er is ook een leeg formulier met eveneens nummer 111. Mogelijk was dit formulier bestemd voor de lege kamer.

In 1825 woont Hindrik Huberts in het huis. Hij is in 1832 ook eigenaar, terwijl Bernardus Tietema dan eigenaar en bewoner is van huis 67 waar Hindrik Huberts eerder woonde. Blijkbaar heeft er een ruiling plaatsgevonden.

112 Swier Hindriks, Claas Kruims, Roelf Doens, Steven Fridsigers, Jan Ottens

In het Register van Nieuwe Huizen 1742 wordt met enig voorbehoud verondersteld dat het huis dat in 1646 eigendom was van Meester Hinderiks, het huis is dat in 1742 wordt bewoond door Swier Hindriks, die dan meier is van de Heer van Peize (Justus Zeino Abel de Coninck, tevens Heer van Mensinga, in 1742 overleden). In 1745 wordt vermeld dat het huis van de erven van Mevrouw van Mensinga, waar Swier heeft gewoond leeg is. Daaronder staat, dat het huis van Meester Hinderiks nu wordt bewoond door Willem Warmolts en eigendom is van de kinderen van R. Luinge. Dit kan zo begrepen worden dat men het in 1742/1745 allemaal niet precies meer wist en uiteindelijk tot de conclusie komt dat Meester Hinderiks het huis met later nummer 113 bezat en dat Swier Hindriks woonde in het huis met het latere nummer 112.

Swier Hindriks heeft mogelijk een dochter Marchien Swiers, in 1740 getrouwd met Koene Egberts, zie 111.

Volgens de volgorde van het Haardstedenregister woont dan in 1754 Klaas Kruims in dit huis, in 1764 Roelf Doens en vanaf 1774 Steven Frischers. Klaas Kruims woont in 1764 in huis 102, zie aldaar. Voor Roelof Doens zie 32.

Steven Fridsigers is een zoon van Fridsiger Berends en Jantien Stevens, die een dochter is van Steven Geerts, zie 17. Hij trouwt in 1763 met Wibbegien Jans, dochter van Jan Allers en Annegien Ottens, zie 5. Steven Fridsigers hertrouwt in 1774 met Jantien Stevens, weduwe van Derk Hindriks en na haar overlijden in 1782 met Jantien Lambers. Steven Fridsigers en Jantien Lambers overlijden kort na elkaar in 1808. 

Er is alleen een kind uit het eerste huwelijk, Annechien Stevens, waarover als mombers worden aangesteld Jan Allerts, Arent Costers, Roelof Frischers en Berent Hindriks (Buning). Annechien Stevens trouwt in 1792 met Bareld Hindriks van Peize, zie 12. 

Mr. J. Willemson Kijmmell van Roden en zwager mr. P. Hofstede van Assen verkopen op 8-12-1795 het huis ten noorden van de achterste laan, bewoond door Steven Frisgers met moesland en hoppeland erachter aan Jan Ottens smid, dat in mei 1797 wordt overgedragen. Blijkbaar heeft dit huis behoord bij het Huis te Peize. De grenzen worden nauwkeurig bepaald als volgt: ten zuiden de gruppel of slootje tussen deze gronden en de laan die er langs loopt, ten noorden Jan Luinge (nr. 113), ten oosten tot aan de sloot en ten westen de heerenweg, zonder buiten deze limieten enig recht op het goed van de verkopers te kunnen pretenderen.

De achterste laan is de huidige Burchtlaan, de heerenweg de Oude Velddijk.

Steven Frischers wordt ook na 1797 vermeld op ongeveer dezelfde plaats. Vermoedelijk heeft hij tot 1797 gewoond in huis 112, daarna in huis 111.

Jan Ottens wordt voor het eerst vermeld in 1797. Hij is dan 45 jaar, smid, gehuwd met 5 kinderen. In 1807 en 1832 is hij ook eigenaar.

Jan Ottens is een zoon van Arend Kosters en Annegien Ottens en een halfbroer van Wibbegien Jans, de eerste echtgenote van Steven Fridsigers, zie 20. Hij trouwt in 1786 met Tjitske Hindriks van der Veen, geboren in Haren als dochter van Hindrik Derks en Aukien Tiessens, beiden afkomstig uit Friesland en bij het latere Paterswoldsemeer (Hoornsedijk) werkzaam als verveners.

113 Klaas Hindriks, Willem Warmelts, Geert Jans, Jan Harms, Jan Arends Talens, Jannes Jans Talens, Arend Ottens

In het Haardstedenregister van 1764 wordt een huis vermeld van Jan Luinge, dat dan leeg staat. In 1754 woonde hier mogelijk Geert Jans.

Zoals bij huis 111 vermeld, was men in het Register van Nieuwe Huizen 1742 niet geheel zeker over de voorgeschiedenis. Zoals wij het lezen, woonde in 1745 Willem Warmelts in het huis, dat in 1646 eigendom was van Meester Hinderiks en zijn de erven van R. Luinge in 1745 eigenaar. Willem Warmelts is in 1742 nog meier van Steven Geerts, zie bij 16. In 1745 woont daar Klaas Hinderiks, die mogelijk in 1742 in huis 113 woont. Het lijkt erop dat zij hebben geruild.

Roelof Luinge is kort voor 1745 overleden, zie 153, voor zoon Jan Luinge zie 104.

Vermoedelijk woonde hier in 1774 Jan Harms als schoenlapper. Hij is mogelijk dezelfde als de schoenlapper Jan Harms die eerder in huis 33 woonde. In 1784 wordt als schijnbare opvolger vermeld Lambert Harms, schoenlapper, maar vermoedelijk was de volgorde van de huizen 113-115 toen omgedraaid, zie bij 115, zodat aannemelijk is dat Jan Arents, de bewoner in 1794, ook in 1784 al in het huis woonde.

Jan Arents (Talens) woont dus vermoedelijk in 1784 en 1794 in het huis, in 1797 zijn weduwe Hillegien Alberts, 62 jaar met zoon Jannes Jans, 29, die evenals vermoedelijk zijn vader schipper is. Jannes Jans Arends woont hier ook in 1807 als schipper, met 4 inwonende kinderen. Het huis is dan eigendom van Roelof, Willem en Aaltje Luinge, kinderen van Jan Luinge. In 1813 wordt het huis bewoond door Arend Ottens.

In 1832 is weduwe Hendrik Freerks Bakker (Annechien Luinge, dochter van Willem Luinge) eigenares. Zij woont in 1825 ook in dit huis met haar tweede echtgenoot Jan Berends Gunster. In 1850 woont dochter Lammechien Bakker in het huis met haar echtgenoot Klaas Stroetinga.

Behalve van Willem Warmelts, zie 16, zijn van de eerste bewoners Klaas Hindriks, Geert Jans, Jan Harms en Lambert Harms zijn geen nadere gegevens bekend.

Jan Arends Talens is vermoedelijk een zoon van Arend Talens, die eerder woonde in de buurt van huis 49 of 51. Een zuster, Bareltien Arends Talens is getrouwd met Hindrik Christiaans Barkhuis.

Jan Arends Talens trouwt in 1762 met Hillechien Alberts, dochter van Albert Jans (Eilander) en Hinderkien Jans, zie 137 en 50.

Er zijn 7 kinderen bekend die ook de volwassen leeftijd hebben bereikt. Opmerkelijk is het verschil in welstand dat deze kinderen bereiken.

Zoon Albert Jans Talens trouwt in 1790 met Hinderkien Harms, dochter van Harm Jans en Marchien Hendriks en geboren in Langelo. Hij hertrouwt in 1809 met Roelfje Jans Alfing. Hij woont op verschillende plaatsen aan de Hoofdstraat.

Zoon Arend Jans Talens trouwt 1792 met Grietien Jans Alderts en heeft als beroep dekker, zie 37.

Dochter Hinderkien Jans Talens trouwt in 1796 met Lucas van Diepenbrugge, zoon van kapitein Jeremias van Diepenbrugge en Gesina Anna Ketel, zie 65, in 1803 met Frederik Baving uit Zuidvelde, kleinzoon van de Ette Lucas Bavinge, zie 152 en in 1810 met Popke Barelds Bakker.

Zoon Jannes Jans Talens is schipper, evenals zijn vader. Hij trouwt in 1799 met Everdina Wullinge, geboren in Vorden, Gelderland. Zij wonen in 1813 in huis 105.

Dochter Geesje Jans Talens trouwt in 1796 in Leegkerk met Hein Gerrits, afkomstig van Oosterwolde in Gelderland. Er worden kinderen geboren in Roderwolde en in Leek (Oost-Indië). In 1813 wordt zij bij huis 34 (zie bij 35) vermeld als weduwe Mattewever, de kinderen gebruiken later echter de naam Talens. Bij haar hertrouwen in 1809 met Jannes Lammerts Snijder worden geen mombers aangesteld omdat de kinderen op dat moment worden onderhouden door de diaconie. In 1832 hertrouwt zij nogmaals, met Jan Jans Koops.

Zoon Jan Jans Talens trouwt in 1799 met Grietje Ebels. Hij overlijdt voor de geboorte van zoon Jan in 1806.

Zoon Bareld Jans Talens trouwt in 1805 met Jantien Lucas, geboren in Roden als dochter van Lucas Harms en Janna Jansens. Hij hertrouwt in 1822 met Marchien Luigies Kregel.

Arend Ottens, bewoner in 1813, is een zoon van Jan Ottens en Tjitske Hindriks van der Veen, zie 112. Hij trouwt in 1811 met Roelfien Jans Venekamp, dochter van Jan Thunnis Venekamp en Engelina Jans Lefferts.

114 Jan Schuiringe, Wolter Wolters, Berent Huising, Hindrik Jans Timmer, Jan Eleveld

In 1742 woont Jan Schuiringe in een huis dat eigendom is van de mulder Martinus Engberts en gebouwd na 1646.

In 1754 woont Wolter Wolthers, koopman, mogelijk in dit huis. Hij is een zoon van Roelof Wolthers en Marchien Willems, zie 139 en trouwt in 1750 met Geugien Martinus Kransen, dochter van Martinus Engberts en Grietje Popken, zie 19.

De zaken gaan blijkbaar minder voorspoedig, want in 1757 zijn Wolter Wolters en Geugien Martinus 360 gld. schuldig aan koopman Barent Meijers uit Groningen wegens geleverde winkelwaren. Wolter Wolters woont in 1764 als timmerman in huis 111. In 1775 wordt in Midwolde, Leek zoon Engbert gedoopt. In 1784 woont Wolter Wolters in een klein huisje, zie 31. In 1797 woont hij in bij Jannes Ebbinge op 21. In de tussenliggende jaren wordt hij niet afzonderlijk vermeld.

De kinderen wonen later op verschillende plaatsen. In 1809 worden als (mede)erfgenamen van (tante) Grietje Wolters genoemd: Martinus, Roelof, Albertien, Jantien, Lientien en Grietien Wolthers, met als woonplaatsen o.a. Rolde, Haren, Amsterdam, Brielle en Hoek van Holland. In 1814 bij het overlijden van Harm Wolters worden als (nog levende) kinderen van Wolter Wolters en Geugien Martinus genoemd Martinus Wolters te Rolde, Jantien Wolters, huisvrouw van Lambert Sleurman te Helpen (Helpman), Albertien Wolters, huisvrouw van Jan Boddeveld te Haren, Helena Wolters te Haarlem in Holland.

Dochter Magdalena (Lientje) Wolters, geboren 1762, trouwt in 1784 in Haarlem met Hendrik Matthijsen. Bij overlijden in Haarlem in 1821 is zij bovenmoeder in het Diaconiehuis.

Dochter Albertje Wolters trouwt in 1789 in Haren met Jan Jacobs Boddeveld, geboren in Paterswolde. Zij wonen later in Zuidhorn, waar twee van hun zoons trouwen.

Dochter Jantien Wolters trouwt in 1804 in Haren met Lambert Sleurman of Sluurman, die tuinman is in Helpman, Groningen.

Zoon Martinus Wolters trouwt in 1802 in Westerbork met Aaltje Jans Timmer uit Westerbork en via haar moeder verwant aan de Ebbinges van huis 21. Zij wonen eerst in Oudemolen, Vries en later in Rolde.

De overige kinderen Roelof en Grietien Wolters hebben mogelijk gewoond in Brielle, Hoek van Holland of Amsterdam, plaatsen die in 1808 worden genoemd wanneer tante Grietien Wolters overlijdt.

In 1764 woont mogelijk Berent Huising in het huis.

In 1771 kopen Hindrik Jans en huisvrouw Avien een keuterwoning van Martinus Engberts, grenzend ten oosten aan weduwe Berent Caspers (huis 115), ten zuiden en westen aan Jan Luinge (huis 113) en ten noorden aan de weg.

Avien Jans, dochter van Jan Luichiens en Hebbeltien Alberts uit Zuidlaarderveen (momberrekening in Zuidlaren) trouwt in 1751 met Gerrit Eleveld, zoon van Lambert Roelofs Eleveld en Jesina Gerrits, zie 82 en hertrouwt in 1769 met Hindrik Jans Timmer, waarbij wordt afgesproken dat zoon Jan Eleveld zal worden opgeleid tot schoenmaker.

In 1784 woont zij als weduwe in het huis, in 1794 wordt Jan Eleveld vermeld als hoofdbewoner, hoewel zijn moeder dan nog in het huis woont. Zij wordt in de Gewapende Burgermacht 1797 vermeld als Aafien Eleveld, weduwe 77 jaar met Jan Eleveld, 47 jaar, gehuwd met 2 kinderen.

Jan Gerrits Eleveld trouwt in 1786 met Annegien Hindriks Barkhuis, dochter van Hindrik Christiaans Barkhuis en Bareltien Arends Talens. Na zijn overlijden in 1805 hertrouwt zij in oktober 1806 met Jan Fridsigers, vermoedelijk de Jan Kuiper, die in 1797 als weversknecht, gehuwd zonder kinderen, woont in de kamer van huis 111. Hij trouwde in 1790 met Trientien Jans, die in juni 1806 overleed. Beiden overlijden in 1808.

In 1801 verkoopt Jan Eleveld zijn behuizing aan Berend Ensing. Daarvoor had hij al verschillende landerijen los verkocht.

In 1804 woont Geert Jans in het huis, in 1807 als arbeider met 4 inwonende kinderen. Berend Ensing is dan eigenaar van het huis. Geert Jans is vermoedelijk Geert Jans Ensing (niet verwant), in 1761 in Eelde geboren als zoon van Jan Geerts Ensing en Annegien Wichers en in 1790 in Peize getrouwd met Geertruid Hindriks Barkhuis. Er worden 9 kinderen geboren, waarvan de jongste na het overlijden van de vader in 1808. In 1813 woont Geertruid als weduwe Geert Jans Ensink in huis 76.

In 1813 en 1825 woont Ubel Egberts Bezema in het huis. Hij is een zoon van Egbert Ubels en Marchien Freriks Baving, zie 51 en trouwt in 1808 met Margien Adams Suurd, dochter van Adam Christiaan Reinders Suurd en Jantien Jans Schuurman, zie 157.

115 Berend Caspers, Lambert Harms, Michiel van Lingen Wekema

Berend Caspers is een zoon van Kasper Berends, die in 1738 in Peize wordt begraven. Zijn moeder wordt als weduwe Casper Berents in 1742 op een andere plaats vermeld met nering, zie 78.

Berent Caspers is in 1742 schoenmaker en woont in een sinds 1646 nieuw gebouwd huis.

Hij wordt ook in 1754 en 1764 vermeld als schoenmaker, in 1774 zijn weduwe. Er zijn ook twee dochters, Aaltien Kaspers, getrouwd met Berend van Delden en Roelfje Caspers, getrouwd met Berend Gerrits (Smit), zie 22. Hun kinderen Trientien Berends van Delden en Gerrit Berends Smit trouwen omstreeks 1785.

Berend Caspers trouwt in 1740 met Grietien Harmens.

Zoon Harm Berends trouwt in 1771 met Janna Roelfs. Mogelijk heeft hij ook in dit huis gewoond. Hun kinderen nemen de naam Holtkamp aan. Janna Roelfs hertrouwt in 1781 met Tjebbel Reinders Suurd, zie 56.

Zoon Derk Berends trouwt omstreeks 1785 met Mettien Egberts uit Zuidlaren. In 1788 wonen zij in Groningen. Zijn weduwe hertrouwt in 1794 met Warner Tjarks en in 1806 met Jacobus van den Boom

Zoon Kasper Berends Holtkamp trouwt in 1781 in Appingedam als Kasper Beerens Houtkamp met Mensje Jacobs Heringa en woont daarna in Groningen. Hij hertrouwt in 1788 met Elizabeth Folkerts Houwing(a).

Dochter Trijntje Berends trouwt in 1770 in Peize met Hindrik Bouwkamp, zoon van Hendrik Hendriks Bouwkamp en Annegje Peters uit Eelde.

In 1784 worden na elkaar vermeld in het Haardstedenregister: Lambert Harms, schoenlapper, wed. Hindrik Jans en Jan Arents. De laatste woont in 1794 vermoedelijk in huis 113. De volgorde van de huizen 113-115 lijkt in 1784 omgedraaid, want in 1787 ontvangt de diaconie de helft van 5 gld. die Hindrik Bouwkamp moest betalen aan Lambert Harms en zijn dochter, zodat zij het huis zouden verlaten. Lambert Harms is vermoedelijk een zoon van de schoenlapper Harmen Harmens op nummer 33, zie aldaar.

In 1786 verkoopt Hindrik Bouwkamp het huis aan Michiel Wiekema. Het huis grenst ten oosten aan Hindrik Alberts, ten zuiden aan Jan Luinge, ten westen aan de weduwe van Hindrik Jans Timmer en ten noorden aan de Heereweg.

Michiel Wekema, ook Michiel van Lingen Wekema genoemd, wordst vervolgens in het Haardstedenregister vermeld vanaf 1794. In 1797 is hij verver, 49 jaar, gehuwd met 4 kinderen. In 1807 is hij arbeider. Hij wordt als eigenaar vemeld in 1807 en in 1832.

Michiel van Lingen is geboren in 1753 in Groningen als zoon van Tijmen Wekema en Anna van Lingen. Hij trouwt in 1783 in Peize met Gezien Hindriks Barkhuis, dochter van Hindrik Christiaans Barkhuis en Bareltien Arends Talens. De kinderen worden gedoopt in Groningen, vermoedelijk vanwege het burgerrecht, maar tevens ingeschreven in het doopboek van Peize. Van de 10 kinderen bereiken alleen dochter Anna Fenna Wekema, die in 1805 in Groningen trouwt met Derk Bonnes uit Uithuizen en de zoons Tiemen, Arend en Bareld Wekema de volwassen leeftijd. 

115a Arend Wekema

Het huis met huisnummer 115a, kadastraal E 343, is nog niet ingetekend op bovenstaande kaart. Het is gelegen aan de zuidzijde van de Hoofdstraat, ten oosten van huis 115. Arend Wekema is in 1832 timmerman en eigenaar van een huis, waar hij ook al woont in 1825. Het huis komt ook al voor op de overzichtskaart van het kadaster van 1818, zodat het tussen 1813 en 1818 zal zijn gebouwd. Arend Wekema is een zoon van Michiel van Lingen Wekema en Gezien Hindriks Barkhuis, zie het voorgaande huis. Hij trouwt in 1815 met Aafien Eleveld, dochter van Jan Gerrits Eleveld en Annegien Hindriks Barkhuis, zie 114.

116 Garbrant Pieters, Johannes Tietema, Jan Kuitert, Ate Sjabbes Holt

In 1785 verkopen Albert Jans namens zijn vrouw Bouwke Garbrands, mede caverende voor Hidske Jans, vrouw van Jan Cruims en Harm Bartels als hoofdmomber over de minderjarige kinderen van wijlen Jan Bartels bij Bouwke Garbrands, mede caverende voor Bartelt Jans van Maarhuisen in Groningerland hun behuizing en hof te Peize aan de heer J. Kuiter en echtgenote mejuffrouw C. Sinninge voor 475 gld. Het huis grenst ten oosten aan het hoppeland van Jan Niemeijer cs., ten zuiden aan de Heereweg, ten westen aan Tjam van Hoorn (nr. 117) en ten noorden aan de heer D. Hemsink.
Bouwke (Bouchien) Garbrands en haar kinderen zijn dus eigenaren geworden van het huis dat eerder toebehoorde aan haar ouders, zie hieronder. Jan Niemeier cs. zijn de erfgenamen van Fennechien Gerrits, zie 71.

Garbrand Pieters is in 1742 schipper in Peize met nering. Volgens het Register van Nieuwe Huizen is hij dan eigenaar van een sinds 1646 nieuw huis. In het Haardstedenregister van 1754-1774 wordt zijn weduwe vermeld, eveneens met nering.

Garbrant Pieters is vermoedelijk de Garbrant Pieters, die in 1702 in Groningen trouwt met Elsje Jacobs, beide van Groningen. In de stad Groningen worden kinderen gedoopt tussen 1703 en 1718, waaronder tweemaal een zoon Pieter, het laatst in 1711.

Deze zoon Pieter Garbrands trouwt in 1733 met het buurmeisje op nummer 117, Grietien Jacobs en gaat daar ook wonen.

Vermoedelijk is Garbrand Pieters omstreeks 1720-1730 hertrouwd met Hidsche Hillebrands. Zij heeft een zuster Trijntien, die in 1756 wordt begraven en waarvoor Hidsche Hillebrands betaalt voor het laken. Dit is niet Trijntien Hillebrands Staal, die al in 1748 overlijdt, zie 67.

Hidsche Hillebrands, weduwe van Garbrand Pieters verklaart in 1763 500 gld. schuldig te zijn aan haar dochter Bouchien Garbrands, getrouwd met Jan Bartels in Foxwolde. Zij wordt daarbij geassisteerd door haar schoonzoon Jan Floris (Staal), getrouwd met dochter Aafien Garbrands, zie nummer 132.

Bij het hertrouwen van Bouchien Garbrants in 1771 met Albert Jans zijn zowel Pieter Garbrands als Jan Floris Staal, getrouwd met Aafien Garbrants, medemombers over haar kinderen.

In 1784 wordt Johannes Tietema, marsdrager, vermeld als bewoner. Hij woont daarna in huis 77, zie aldaar.

De nieuwe eigenaar in 1785 Jan Kuiter(t) woonde in 1784 in huis 44, in 1794 wordt hij bij dit huis vermeld. Johannes Kuitert was daarvoor predikant in Oldehove en getrouwd met Cornelia Sinninge, uit Roden, die in 1783 van Oldehove vertrekt naar Peize (lidmatenboek Oldehove).

Zoon Roelof Sinninge Kuitert treedt in 1795 op als keurnoot in Peize. Hij trouwt in 1797 in Groningen met zijn nicht Gesina Kuitert.

In 1797 verkoopt Roelof Sinninge Kuitert, die inmiddels in Groningen woont, het huis waar hij zelf heeft gewoond aan Athe Siabbes. De overdracht vindt plaats in 1798, maar de akte wordt pas in 1799 ingeschreven. In 1811 verkoopt hij, wonend te Wetsinge, verschillende goederen in Roden. Hij overlijdt in 1832 in Wetsinge, Adorp, 67 jaar, geboren te Oldehove.  

Ate Sjabbes wordt vanaf 1774 vermeld als schipper bij huis nr. 78. In 1797 wordt hij bij dit huis vermeld als schipper, 67 jaar, gehuwd met 4 kinderen en inwonend de zoons Jacob 27 en Tjabbe 26 jaar. In 1807 wordt hij vermeld als Ate Sjabbes, koopman en eigenaar van het huis. In 1813 neemt hij de naam Holt aan, vermoedelijk geïnspireerd door zijn activiteiten als houtkoper. In 1832 zijn de erfgenamen eigenaar van het huis.

Ate Sjabbes Holt is geboren in 1731 in Harlingen en is getrouwd met Trientien Jacobs, die in 1800 overlijdt. Hij overlijdt zelf in 1821.
Kinderen:
- Grietien Ates trouwt omstreeks 1792 met Jan Jans Gortmaker, sinds 1792 wonend in Eelde, maar afkomstig uit Peize. Zij overlijdt in 1793 zonder kinderen na te laten.
- Jacob Atens Holt trouwt in 1803 met Grietje Abels Oetzes, geboren in Roderwolde. Een broer neemt de naam Belga aan. Zij wonen eerst in huis 78 en later in huis 71.
- Sjabbe Atens Holt en Tjeert Atens Holt wonen in 1825 in dit huis en overlijden resp. in 1837 en 1842 ongehuwd.
- Antje Atens Holt trouwt in 1798 met Sipke Oenes van der Veen uit Leek.

117 Roelof Jansen de Vriese, Jacob Tjaarts, Pieter Garbrants, Tjamme van Hoorn, Jan Ebbinge

In 1742 woont Jacob Tjaarts in het huis als bakker. Het betreft een sinds 1646 nieuw huis, waarvan hij ook de eigenaar is. Mogelijk heeft hier in de periode 1690-1695 Roelof Jansen bakker gewoond, maar omdat meerdere huizen in de buurt in aanmerking komen is dat niet zeker. In 1754 wordt Pieter Garbrants vermeld als grofgrootbakker.

Roelof Jansen wordt in 1691 vermeld als Roelof backer, heeft 3 peerden, doet ook ander nering, in 1692 en 1693 Roeloff Jansen backer heeft drie peerden doet neering van backen, tappen koopenschap en anders, in 1695 als Roelof Jansen de Friese, aangeslagen voor 4 paarden zonder nadere omschrijving. In 1687 heeft Roelof Jansens de Vriese een geschil met Jan Schuiringe Hainge over een stuk land dat hij heeft gekocht van Reinder Homans en kinderen. In 1688 heeft Roelof Jansen Backer een geschil met Roelof Crijthe te Groningen over de levering van hop. In 1724 is R. de Vriese oosterbuur bij de verkoop van vermoedelijk huis 106. Dat kan ook landerijen betreffen.

In 1772 verkoopt Pieter Garbrants zijn huis aan Tiamme van Hoorn. Het huis grenst ten oosten aan de weduwe Garbrant Pieters, ten zuiden en westen aan de weg en ten noorden aan de Heer D. Hemsink. In 1774 woont Pieter Garbrants in een kamer, vermoedelijk huis 74.

Jacob Tjaarts is afkomstig uit Woltersum bij Ten Boer, Groningen. Hij trouwt aldaar in 1710 met Aaltien Everts, afkomstig van Eext bij Anloo. Dochter Grietien is mogelijk in 1711 gedoopt in Wirdum. In 1714 wordt zoon Evert gedoopt in Anloo. In 1721 keren zij terug naar Woltersum, komend van Zuidlaren. Jacob Tjaarts wordt in 1749 in Peize begraven.

In 1752 leent Aaltien Everts, weduwe van Jacob Tiaars en bijgestaan door haar schoonzoon Pieter Garbrants 330 gld. van de diaconie. Zij overlijdt in 1754.

Dochter Grietien Jacobs trouwt in 1733 in Peize met Pieter Garbrants, die vermoedelijk een zoon is van buurman Garbrant Pieters uit diens eerste huwelijk met Elsje Jacobs. Hij is 1711 in Groningen geboren.

In 1734 en 1735 worden in Noordhorn de dochters Elske en Aaltien gedoopt, bij Elske wordt alleen de vader Pieter Garbrants vermeld. Elske Pieters trouwt omstreeks 1758 met Jan Jans Noord in Roden. Aaltien Pieters trouwt omstreeks 1762 met Jan Jacobs Kist in Roden.

Van de kinderen van Pieter Garbrants en Grietien Jacobs zijn verder alleen twee dochters bekend. Jantje Pieters, in 1751 tijdens de vacature van de predikantsplaats gedoopt in Roderwolde, trouwt in 1779 in Haren met Lammert Albets en in 1784 met Sikke Jochems. Baugien Pieters trouwt in 1788 eveneens in Haren met Jan Gerrits Pootholt.

Volgens een overzicht in het ontvangstenboek van de diaconie eind 1771 bedraagt het bedrag dat Pieter Garbrants heeft geleend van de diaconie dan 705 gld. plus 144 gld. achterstallige rente. Uit de verkoop van zijn vaste goederen wordt eerst 250 gld. afgedragen en daarna draagt de schulte nog 300 gld. af die deels ook is bestemd ter aflossing van een andere schuld. Een bedrag van 400 gld. blijft als lening aan Tjamme van Hoorn, die hij al na drie maanden aflost. Tjamme van Hoorn heeft blijkbaar de meeste vaste goederen waaronder het huis gekocht. 

Tiamme van Hoorn wordt in 1774 vermeld als gortemaker, in 1784 als boekweitmulder, evenals vanaf 1794 zijn opvolger Jan Ebbinge.

Tjamme van Hoorn trouwt omstreeks 1770 met Grietien Alberts. Dochter Aaltien Tjammes van Hoorn trouwt in 1796 met Wichger Eitens, zoon van Eite Roelofs en Grietje Alberts, zie 118 en in 1813 met Roelf Jans Been.

Volgens de aangifte 40ste penning verkoopt wed. Tiamme van Hoorn haar behuizing in 1787 aan Steven Ebbinge voor 650 gld.. Echter volgens de Vrijwillige Verkopen, inv. 249, draagt Grietje Alberts, weduwe van Tiam van Hoorn, in 1788 mede namens haar dochter Aaltje van Hoorn het huis, dat zij in 1787 had verkocht aan Frerik Cornelis middels een pachtbrief van 9 jaar, over aan Jan Ebbinge, die de pacht overneemt. Het huis grenst ten oosten aan de Heer J. Kuiter, ten zuiden aan de Heereweg, ten westen aan de Westerweg en ten noorden aan de Heer D. Hemsing. Daarbij inbegrepen is o.a. de boekweitenmolen, een balans met vier gewichten en een weegschaal.

Jan Ebbinge wordt vanaf 1794 vermeld in het Haardstedenregister en is in 1807 en in 1832 eigenaar onder de naam Jan Ebbinge sr. In 1832 is hij kastelein. Jan Ebbinge is in 1762 geboren als zoon van Barteld Ebbinge en Alina Ebbinge. Hij trouwt in 1791 met Grietien Ebbing uit Onnen.

118 Roelof Lunsche, Hillechien en Marchien Lunsche, Eite Roelofs, Roelf en Albert Eitens, Roelof Lunsche en Albert Lunsche

Roelof Lunsche is behalve boer ook schoolmeester en koster. Hij woont echter niet in de kosterij, zie 64*, maar in een eigen huis, dat gebouwd is na 1646, mogelijk door hemzelf, op de hoek van de Roderweg en de Groningerweg.

In 1784 wordt Hillechien Lunsche vermeld als hoofdbewoonster. Zij overlijdt ongehuwd in 1788. Van 1794 tot 1804 wordt Marchien Lunsche aangeslagen als keuter. In 1797 wordt zij vermeld als vrijster, 73 jaar, wonend in een kamer, in 1804 eveneens wonend in een kamer. In 1807 is de kamer onbewoond.

Roelof Lunsche is geboren omstreeks 1703 als zoon van Albert Schuiringe Lunsche en Jeichien Ebbinge op Ter Hansouwe, zie nr. 1. Hij trouwt in 1726 met (ook een) Jeichien Ebbinge, dochter van Jacob Ebbinge en Marchien Schuiringe, zie 87.
Kinderen:
- Albert Schuring Lunsche trouwt in 1759 met Johanna Bolhuis, dochter van Abel Bolhuis en Ameltien Schuiringe, zie 90, waar zij ook wonen. Vader Roelof Lunsche werd in 1753 hoofdmomber over Johanna Bolhuis, waarvan de grootmoeder Jantje Schuiringe een zuster was van Marchien Schuiringe, getrouwd met Jacob Ebbinge.
- Jeichien Lunsche trouwt in 1762 met Bareld Gelmers, die Ette is voor het Noordenveld van 1762 tot zijn overlijden in 1780. Zij wonen in bij de ouders van Bareld Gelmers, Frerik Gelmers en Marchien Barelds, zie 121.
- Marchien en Hillechien Lunsche blijven ongehuwd en overlijden resp. in 1807 en 1788.

Volgens de voogdij rekening van de kinderen van Bareld Gelmers en Jeichien Lunsche wonen de kinderen van Eite Roelofs in 1793 in het huis (boerderijgedeelte). In het Haardstedenregister van 1794 worden zij vermeld als Eithe Roelofs erven.

Eite Roelofs zal omstreeks 1790 in het huis zijn komen wonen, waar hij voor 1793 overlijdt. Daarvoor woont hij in huis 138, zie aldaar. In 1798 worden de zoons Albert en Roelof Eitens vermeld als boer, resp. 29 en 32 jaar. Albert is gehuwd. Vanaf 1795 wonen zij in huis 95.

Eite Roelofs trouwt in 1764 met Grietje Alberts, dochter van Albert Hindriks en Annegien Alders, zie 5 (Voorste Horst).
Kinderen:
- Roelf Eitens trouwt in 1817 met Annechien Jans Venekamp, zie 95.
- Albert Eitens trouwt in 1798 met Annechien Jans Alderts en in 1810 met Joukje Wietses Wiersema, zie 95.
- Jantien Eitens trouwt in 1796 met Garbrand Jans Staal, zie 132. Zij overlijdt in 1805.
- Wigcher Eitens trouwt in 1796 met Aaltien Tjammes van Hoorn, dochter van Tjamme van Hoorn en Grietien Alberts, zie 117. Wigcher Eitens woont in 1797 vermoedelijk in huis 60. In 1804 woont hij in huis 49, waarvan hij in 1807 ook eigenaar is, maar hij overlijdt al in 1811. Aaltien Tjammes van Hoorn hertrouwt in 1813 met Roelf Jans Been.

In 1804 wordt het huis bewoond door R. Lunsche en broer. In 1809 zijn dit Roelof Lunsche, ongehuwd en Albert Lunsche, gehuwd met een kind. Albert Lunsche is ook in 1813 de bewoner en in 1832 ook eigenaar. Zij zijn kinderen van Albert Schuring Lunsche en Johanna Bolhuis, zie hierboven en bij 90. Albert Lunsche is in 1804 getrouwd met Margaretha Luinge, dochter van Aldert Luinge en Jantien Ebbinge, zie 66.

119 Willem Berends, Hindrik Geerts Timmer, Arend Geerts, Michiel Fokkes, Roelof Karstens

De ligging van de huizen 119 en 120 was eerst niet geheel duidelijk. Bij de verkoping van huis 120 in 1817 blijkt echter dat beide huizen zijn gelegen aan de oostzijde van de Groningerweg en dat huis 119 het noordelijkste huis is. In 1832 is het huis eigendom van de erven Ate Sabbes Holt. Mogelijk is het huis door Tjeerd Ates Holt gekocht in 1819, wanneer hij, Roelf Karsten, maar ook anderen worden vermeld als comparanten bij een verkoopakte van onroerend goed.

In het Register van Nieuwe Huizen 1742 wordt het huis van de kinderen van Willem Berens vermeld na het huis van Roelof Lunsche (nr. 118). Ook in het Haardstedenregister 1742 komt na Roelof Lunsche de vermelding voor van "Willem Berens kinderen huis wordende bewoond door Hinderk Geers Timmer".

In Groninger Archieven, toegang 538 Familie Lohman en Kijff komt onder inv. nr. 209 een akte voor waarbij een aantal personen bij stoklegging 3/4 koeweide, gelegen op de Brunne bij de Nie Weren verkopen aan de heer Harringa en kinderen. De genoemde personen zijn: Willem Berens, gemachtigde van zijn schoonzoon Jacob Barels en Jantijn Willems e.l. en van zijn dochter Lammechijn Willems; Arend Geers Kuipers namens Margijn Willems, Jan Roelefs, mede voor zijn moeder Meme, weduwe Roelefs; en zijn zwager Jan Geers en Hillegijn Roelefs e.l., en Jan Gerrijds namens zijn vrouw Jantijn Roelefs. 

Hieruit kunnen we afleiden dat de vermelde Jantijn Willems, Lammechijn Willems en Margijn Willems kinderen zijn van Willem Berends. Jan Roelefs, Hillegijn Roelefs en Jantijn Roelefs zijn kinderen van Roelof Roelofs en Meme (Meerntien) Jansen, zie 105.

In 1712 trouwt in Peize Willem Berens en zijn bruid, naam niet vermeld (diaconieboek, ontvangsten voor de armen).

Van Jantien Willems en Jacob Barelds worden tussen 1735 en 1743 kinderen gedoopt in Diever. Zuster Margien Willems blijkt daar later ook te wonen, zie hieronder. Margien Willems trouwt in 1739 met Arent Geerts, zie hieronder.

Volgens het Register van Nieuwe Huizen wordt Arent Geerts in 1745 vermeld na Roelof Lunsche, zie 118. Hij is kuiper en is ook eigenaar. In het Haardstedenregister wordt in 1754 vermeld Arent Geerts weduwe, in 1764 Arent Geerts weduwe en zoon, kuiper en in 1774 weer Arent Geerts weduwe.

Arent Geerts is een zoon van Geert Arents en Aaltien Roelofs, zie 131. Weduwe Geert Arents woont in 1742 in een kamer bij Jan Thomas, nummer 86. Arent Geerts trouwt in 1739 met Margien Willems en overlijdt in 1752, waarbij zijn weduwe betaalt voor het laken.

Vermoedelijk is de in 1764 genoemde zoon voor 1774 overleden zonder kinderen na te laten, want Margien Willems heeft geen directe nakomelingen zoals blijkt uit de hierna vermelde rechtszaak. 

In 1780 is er een rechtszaak over de nagelaten goederen van Aaltien Roelofs. Haar erfgenaam Jan Hendriks van Blie in Friesland klaagt Jacob Bartelts te Diever aan, bij wie de kort daarvoor overleden Margien Willems het laatst heeft gewoond. Jacob Bartelts is getrouwd met Jantien Willems, vermoedelijk haar zuster.

Uit de rechtszaak blijkt dat Margien Willems haar schoonmoeder Aaltien Roelofs bij zich in huis heeft genomen en dat Aaltien Roelofs haar goederen bij wijze van overgang aan haar heeft afgestaan. Aaltien Roelofs is in 1773 overleden en de goederen zijn ondertussen verkocht. Volgens Jan Hendriks had de familie toestemming moeten geven en heeft hij dat niet gedaan. Zijn eis wordt daarom toegewezen mits hij onder ede verklaart dat hij die toestemming niet heeft gegeven.

Michiel Fokkes wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1784 als keuter. Zijn vrouw wordt begraven in 1788 en Michiel Fokkes zelf in 1790. Een half jaar later betaalt de schulte Jan Willige voor de beide lakens, mogelijk uit de opbrengst van verkochte goederen. Onbekend is waar dit echtpaar vandaan komt. In Drenthe en Groningen is geen Michiel Fokkes gevonden die in aanmerking komt, mogelijk wel in Friesland.

Roelof Carst wordt vermeld als smid vanaf 1794. In 1797 is hij 35 jaar en heeft 3 kinderen. In 1807 zijn er 5 inwonende kinderen. In 1813 wordt hij vermeld als Roelf Kars Karssens.

Roelof Karstens is een zoon van Carst Jans en Trijntje Roelfs en is geboren in Norg. In 1789 trouwt hij in Midwolde, Leek met Jantien Jennes, dochter van Jenne Hindriks, mogelijk Jenne Hindriks Buist in Leek. In 1799 worden mombaren aangesteld vanwege het hertrouwen van Roelof Carst met Zijtske Jans van Marum. Er wordt een contract van eenkindschap gesloten, waarbij Zijtske wordt bijgestaan door haar vader Jan Aalders uit Marum en broer Hindrik Jans en Roelof door vader Carst Jans, broer Steven Carst en de mombers. De mombers zijn Hindrik Jenes, Jene Hindriks, Jan Carst en Jan Sikkens.

Het huis wordt niet genoemd bij de bezittingen, wel is er een schuld van 300 gld. aan vader Carst Jans. In 1807 wordt geen eigenaar vermeld. Bij de verkoop van huis 120 in 1817 wordt echter Roelf Karsten als noorderbuur en dus eigenaar vermeld.

In 1815 wordt nog een kind geboren in Peize. In 1816 en 1819 trouwen kinderen in Leek, vanaf 1835 ook in Grootegast en Marum, waar het gezin mogelijk naar toe is verhuisd. Het beroep van Roelof Karstens is dan niet meer smid, maar arbeider of dagloner.

In 1825 woont Jan Pieters Holman op 119 en Hindrik Jans Hagenauw op nummer 119a, echter in 1850 is er alleen nummer 119 met Gelmer Luinge, ijzersmid als bewoner. Mogelijk is huis 119a dan geen nieuw huis, maar een deel van het bestaande huis.

120 Hindrik Jans Koops, Engbert Willems Arkies

Hindrik Jans Coobs woont in 1797 in een nog ongenummerd, dus recent gebouwd huis en wordt dan vermeld voor de bewoners van huis 118 en 119. In 1804 wordt hij vermeld na de bewoners van huis 118 en 119.

In 1807 is het huis eigendom van E.W. Lubberts, predikant van Wehe en getrouwd met Margien Gelmers, eerder getrouwd met Jan Hemsing Bavinge, zie bij 150. Bewoner is Engbert Willems, die in 1813 wordt vermeld bij nummer 120 als Engbert Willems Arkies. Hij woont ook in het huis wanneer het in 1817 met de andere Peizer goederen door de eigenaren publiek wordt verkocht. Sabbe Ates (Holt), houtverkoper van beroep wordt de nieuwe eigenaar voor 515 gld. Het huis grens ten oosten aan (landerijen van) de verkopers, ten zuiden aan Ate Sabbes (Holt), zie 116 en Jan Ebbinge, zie 117, ten westen aan de weg en ten noorden aan Roelf Karsten, zie 119.

In 1832 bezitten de erven van Ate Sabbes Holt zowel huis 116 aan de Hoofdstraat, waar Ate Sabbes Holt in 1813 nog woont, als twee huizen aan de oostzijde van de Groningerweg ten noorden van het hoekhuis 117, dat eigendom is van Jan Ebbinge. Dit betekent, dat behalve huis 120 ook huis 119 van Roelof Karstens is aangekocht, mogelijk door Tjeerd Ates Holt in 1819.

Hindrik Jans Koops is een zoon van Jan Koops en Hinderkien Hindriks Schuring, zie 61. Hij trouwt in 1797 met Geertien Berends Schuurman en in 1815 met Ameltien Cornelis.

Engbert Willems Arkies is een zoon van Willem Engberts Arkies en Jantien Berends, zie 100. Hij trouwt in 1802 met Marchien Geerts Dekker.

Volgende